Kwaliteitsregister KRT
Tandarts Voncken is ingeschreven in het Kwaliteits Register Tandheelkunde. Hij is lid van een Iqualgroep waarbij gelet word op de kwaliteit van de praktijkvoering in de ruimste zin van het woord.
De tandarts of orthodontist begint met te onderzoeken welke verbeteringen er nodig zijn. Er worden rontgenfoto’s en gebitsafdrukken gemaakt. Dan wordt besloten welke beugel het meest geschikt is. Bekende soorten zijn de ‘buitenboordbeugel’, de slotjesbeugel (die met stukjes metaal aan de tanden wordt geplakt), en beugels die je zelf in en uit kunt doen.
In het begin is het vaak wennen aan de beugel, en kunnen de tanden gevoelig zijn. De beugel wordt regelmatig, bijvoorbeeld eens per maand, strakker gezet. Het is niet verstandig om kauwgom te eten als men een beugel draagt, en het is extra belangrijk om goed te poetsen.
Als de tanden eenmaal rechtstaan, wordt vaak nog een poosje een ‘retentiebeugel’ voorgeschreven. Dat is een kleine beugel of een metalen draad die zorgt dat de tanden niet weer scheef gaan groeien.
De ingreep wordt voorbereid met een onderzoek van het kaakbot met röntgenfoto`s of scans. Als er goede plaats voor het implantaat is gevonden, wordt via een snee in het tandvlees een gat gemaakt in het bot. Daar wordt het implantaat in gedrukt of geschroefd. Vervolgens wordt het tandvlees gehecht.
De eerste dagen na de operatie moet u voorzichtig zijn met het implantaat. Raak het niet aan en eet zacht voedsel. Een implantaat heeft 3 maanden tot een half jaar nodig om stevig vast te groeien. Tot die tijd mag het implantaat absoluut niet worden belast. Als u een implantaat heeft gekregen is een goede mondhygiëne extra belangrijk.
Om de tand te herstellen en te beschermen moeten de aangetaste delen worden verwijderd, en vervangen door een vulling of restauratie. In onze praktijk wordt momenteel alleen nog gerestaureerd met composiet, een kunsthars in de kleur van uw eigen tand of kies. De kwaliteit van een restauratie wordt bepaald door meerdere factoren: Het materiaal waarmee gewerkt wordt, de zorgvuldigheid van de behandelaar en het wel of niet werken onder cofferdam. Als het maar enigzins mogelijk is werken wij onder cofferdam. Helaas nemen niet alle tandartsen zich de moeite om dit te doen.
Als de tandplaque niet diep zit, kunt u het zelf verwijderen met tandenborstel, flosdraad, tandenstokers en ragertjes. Tandsteen of dieper gelegen tandplak (bij parodontitis) moet door de tandarts of mondhygiënist worden verwijderd. Soms moet daarvoor het tandvlees met een kleine operatie (`flapoperatie`) tijdelijk worden losgemaakt.
Na de behandeling moet het tandvlees rustig genezen, en is het zaak voortaan goed op de mondhygiëne te letten.
U krijgt een plaatselijke verdoving voor het gebied rond de tand/kies of een hele kaak. Dan wordt met instrumenten de tand of kies voorzichtig verwijderd. De wond wordt gehecht met hechtgaren, dat vanzelf verdwijnt. Als u iets voelt nadat de verdoving is uitgewerkt, kunt u een pijnstiller als paracetamol nemen. Na de behandeling kunt u eventueel last krijgen van wat koorts, enige zwelling, nabloeding of een ontsteking. Overleg met uw tandarts wat u dan moet doen. Let op: als u antistollingsmiddelen gebruikt of hartklachten heeft, zijn er extra voorzorgsmaatregelen nodig voor het verwijderen van tanden of kiezen! Meld dit dan ook voorafgaand aan de behandeling.
De tandarts maakt een röntgenfoto en dient een lokale verdoving toe. Daarna wordt een gaatje in de tand of kies geboord. Via dit gaatje wordt met kleine vijltjes al het ontstoken of afgestorven weefsel verwijderd. De tand wordt van binnen goed schoongemaakt en opgevuld. Na de behandeling zijn de nabezwaren meestal direct verdwenen.
Bij een kroon wordt eerst een deel van de beschadigde tand of kies rondom afgeslepen. Vervolgens wordt er een nieuwe kunstmatige huls in de vorm van de tand of kies op gezet met lijm of cement.
Een brug vervangt een of meer ontbrekende kiezen of tanden. De brug bestaat uit een kunsttand- of kies, met een bevestiging aan naastgelegen kiezen of tanden. Een gewone brug rust op de kiezen/tanden links en rechts van de open ruimte. Een vrij-eindigende brug zit maar aan een kant vast. Bij beide vormen worden de kiezen of tanden, die als steunpunt dienen, deels rondom afgeslepen. Op de kies of tand wordt een kies/tandvormig kapje vastgelijmd. Hieraan zit de kunsttand, die op deze manier stevig vast komt te zitten aan de naastgelegen kiezen of tanden. De etsbrug wordt vaak voor voortanden gebruikt. De kunsttand wordt met een metalen plaatje aan de achterkant aan de buurtanden vastgelijmd.
Kronen en bruggen zijn van porselein, metaal met een laagje porselein, of helemaal van goud. Ze gaan 10-15 jaar mee. Houd de randen van de kroon goed schoon met flosdraad of ragertjes en door zorgvuldig te poetsen.
Als de wortels van sommige tanden of kiezen nog goed genoeg zijn, kunnen ze als steun voor het kunstgebit dienen. Dan wordt een overkappingsprothese gemaakt. Die zit steviger, en uw mond blijft in betere conditie.
Als er nog veel tanden goed zijn, kunnen de ontbrekende tanden worden aangevuld met een plaatje of een frame. Een plaatje is van kunsthars en zit los in de mond. Een frame is van metaal en zit met haakjes vast aan uw eigen tanden.
Als u net uw kunstgebit heeft gekregen, zult u de eerste dagen pijn voelen. Toch moet u het gebit inhouden voor een goede genezing. Later kan de tandarts aanpassingen aan het gebit doen om de pasvorm te verbeteren. Kies de eerste dagen zacht voedsel, zodat u kunt wennen met eten. U zult in het begin ook moeten oefenen met spreken met een kunstgebit.
Net als gewone tanden moet een kunstgebit goed worden schoongehouden. Gebruikt u hiervoor een protheseborstel, water en zeep.